1
De situatie beschrijven met feiten (Describe)
- Het verband tussen stimulus en de gevolgen ervan ontcijferen.
- Een onderscheid maken tussen de begrippen observatie, feiten, meningen, interpretaties, generalisaties, oordelen en gevoelens.
- Objectief blijven in elke situatie, door de focus te leggen op de acties en niet op de mensen.
Praktisch werk
Quiz over het begrip waarnemingen. Analyse-oefening om feiten en meningen te onderscheiden. Uitwisseling over gemeenschappelijke uitwerking: onderscheid maken tussen feiten van de meningen en gevoelens. Praktische uitvoering.
2
Gevolgen uitdrukken (Express)
- Het mechanisme van emotionele stimulus verduidelijken.
- De tijd nemen om emoties te identificeren en te doorgronden en de band identificeren met de lichamelijke gevoelens.
- Zich uitdrukken met “ik” en “je/u” vermijden.
Praktisch werk
Uitwisseling en feedback. Spel over emoties. Quiz over persoonlijke emoties. Praktische uitvoering.
3
Samen zoeken naar oplossingen (Search)
- Dialoog openen en samenwerken naar oplossingen.
- Zich durven laten verrassen door nieuwe mogelijkheden.
- Onderscheid maken tussen diepe behoefte en concrete middelen.
Praktisch werk
Oefening over formuleringskeuzes. Spel over universele behoeften. Praktische uitvoering.
4
Afronden (Conclude)
- Akte nemen van het akkoord en de wederzijdse verbintenis.
- Indien nodig een balans voorzien.
- Blijk geven van erkenning en dank.
Praktisch werk
Samenvatting: case study en/of situatieschets. (Optioneel) rollenspel over situaties die zich op het dagelijkse werk voordoen.