1
De fundamenten van programmeren
- Wat is een programma? Wat is een taal? De verschillende paradigma's. Welke taal voor welke toepassing?
- Compilers. Uitvoerbare bestanden.
- De verantwoordelijkheden van een programmeur.
- Wat is een algoritme?
- De behoeften waaraan een algoritme voldoet.
- Het concept pseudotaal.
Praktisch werk
Presentatie van verschillende talen (Java, C#, Visual Basic, C, C++). Schrijven van een eerste algoritme in een pseudotaal.
2
Ontstaan van een eerste programma
- Een eenvoudig programma schrijven: syntaxis en instructies.
- Het programma compileren en uitvoeren.
- Wat is een boekwinkel? Zijn rol, zijn gebruik.
Praktisch werk
De ontwikkel- en uitvoeromgeving ontdekken. Uw eerste programma schrijven, compileren en uitvoeren.
3
Programmeerregels
- Naamgevingsconventie.
- Syntaxconventie.
- Commentaar gebruiken. Waarom commentaar geven op ontwikkelingen?
- Verbeter de leesbaarheid van programma's: code inspringen, code uitsplitsen, enz.
4
Variabelen
- Wat is een variabele?
- Waarom een variabele typen?
- Primitieve types: gehele getallen, tekenreeksen, reële getallen, andere.
- Declaratie, definitie en initialisatie van een variabele.
- Constanten.
- Invoer, weergave, toewijzing, typeconversie.
- Organiseer uw gegevens in tabelvorm.
- Geavanceerde types: record, matrix, boom.
Praktisch werk
Schrijf verschillende eenvoudige programma's die variabelen manipuleren.
5
Operatoren en uitdrukkingen
- De verschillende operatoren (vermenigvuldigend, optellend, vergelijking, gelijkheid, logica, toewijzing).
- Combinatie van operatoren.
- Booleaanse uitdrukking.
Praktisch werk
Operatoren en Booleaanse uitdrukkingen verwerken.
6
Besturingsstructuren
- Alternatieve selecties (als, als-dan-niet, case-selectie).
- Instructieblokken (notie van Start... Einde).
- Iteratieve lussen (while-repeat, repeat-until, for-from-to).
- Nesting van instructies.
- De opmerkingen.
Praktisch werk
Gebruik van controlestructuren om een algoritme te implementeren.
7
Procedures en functies
- Definities: procedure, functie.
- Waarom zijn ze essentieel bij het programmeren (herbruikbaarheid, leesbaarheid, enz.)?
- Parameters doorgeven.
- De retourcode van een functie.
- Bewustwording van de grenzen van het doorgeven van de waarde van een variabele.
- Begrip van passeren per adres.
- Functies oproepen.
8
Inleiding tot objectgeoriënteerd programmeren
- Concepten geassocieerd met Object programmeren: klasse, attribuut, methode, argument.
- Objectmodellering op basis van functionele eisen.
- Inleiding tot goede praktijken in programmaontwerp en -organisatie.
Praktisch werk
Illustratie van objectconcepten.
9
Debuggen en runtime bewaking
- Schakel over naar debugmodus.
- Stapsgewijze uitvoering. Uitvoering van methode-aanroep naar methode-aanroep.
- Hoe een stoppunt instellen.
- Variabelen weergeven.
Praktisch werk
Gebruik van een debugger om de programma-uitvoering te controleren.